Spring naar content

Een opname op de D-ZEP-afdeling, door de ogen van familie

Hoe is het als je vader wordt opgenomen op een afdeling voor dementie en zeer ernstig probleemgedrag? Hoe gaat het proces, maar ook wat doet het met je als persoon?

We gingen in gesprek met Frits van Gennip. Zelf al ruim 25 jaar werkzaam in het gebied van zorg en welzijn zag hij zijn vader in een korte periode veranderen. Een CVA en dementie zorgden ervoor dat hij van ‘een oude man met normale bijkomende gebreken’ veranderde naar een volledig immobiele man. Het resulteerde in vier keer verhuizen in één jaar. Een heftige periode. Eén verhuizing vond plaatst naar de afdeling Oleander Kortdurende Behandeling van Expertisecentrum D-ZEP (dementie en zeer ernstig probleemgedrag) in Boxtel. Frits vertelt erover.

“Toen de optie van een doorplaatsing naar de D-ZEP afdeling werd geopperd, was ik in eerste instantie boos. Natuurlijk zat er onder die emotie ook verdriet. Je houdt geen rekening met deze optie. In een korte periode werd het proces van rouwen om het steeds meer verliezen van mijn vader versneld.”

Had je al een beeld bij een D-ZEP-afdeling?

“Niet direct met een D-ZEP-afdeling, maar wel met een gesloten afdeling in het algemeen. Toen ik 12 of 13 was woonde mijn oma met dementie op een gesloten afdeling. Ik herinner me nog goed hoe we daar door allemaal gesloten deuren heen moesten. Mensen met dementie vond ik als kind ook volstrekt onvoorspelbare mensen. Mijn eigen werkervaring later in de jeugdkliniek en TBS hebben ervoor gezorgd dat ik weet wat het is. Die gedachten en ervaringen hebben invloed op je verwachtingen. Je bedenkt je van te voren niet dat je je vader in zo’n situatie moet gaan bezoeken.”

Iedereen komt met zijn eigen ervaringen en referentiekader binnen. Hoe heb je de ontvangst op de D-ZEP vervolgens beleefd?

“Als ik daarop terugkijk, met de kennis van nu, was die warm en begripvol. Maar ook heel duidelijk en concreet. ‘Dit is het en we gaan met elkaar aan de slag.’ In eerste instantie schrok ik wel van de afdeling. Die is ingericht met een doel. Prikkelarm, overzichtelijk. De fysieke omgeving is dus niet warm, dat is wel even slikken. Je moet leren te zien dat wat je als gemiddeld mens nodig hebt, de knusheid, in het ziektebeeld niet zo wordt ervaren en al snel tot overprikkeling leidt. Je moet proberen je gezonde gedachtengoed niet te plakken op iemand die heel ziek is.”

Hoe heb je de bezoekregeling, als onderdeel van het behandelplan, ervaren? Het overleg om de eerste week niet te langs te komen om rust te brengen en daarna op afgesproken tijden met maximaal twee personen langs te komen.

“In het begin was dat even schrikken. Ook voor mijn moeder. Maar met het waarom snap je het. Je kan niet zien wat de kern wat de uitdaging is, als zoveel omgevingsfactoren een rol spelen. Er was altijd ruimte om in overleg af te wijken van de regeling en met de name de tijden, met oog voor onze behoeften. Altijd een warm ontvangst en begrip.”

Hoe vond je de communicatie en afstemming?

“De medewerkers hebben altijd écht geluisterd. Communicatie via de mail en face-to-face voelde altijd prettig. Altijd met het gevoel dat er empathie was voor pa en daarmee empathie voor mij. Door alle omstandigheden ben ik weinig op bezoek geweest. Ik vond het moeilijk om pap zo te zien. Thuis kon ik in Caren het behandelplan meelezen. Als er iets wijzigde, kreeg ik een melding. En het was fijn om te zien dat er veel meldingen kwamen. Een behandeling op de D-ZEP is constant bijsturen, met kleine stapjes. En als ik het er even niet mee eens was, dan mocht dat er zijn. Dat werd niet als vervelend verzet ervaren.”

“Er werd dus goed geluisterd. Een keer liet ik weten dat voetbal kijken altijd pap zijn passie was. Op een middag kreeg ik een foto vanaf de afdeling dat ze het EK samen aan het kijken waren. Dat is mooi.”

Je vader kon na ongeveer vier maanden behandeling weer teruggeplaatst worden naar een reguliere PG-afdeling (psychogeriatrie). Hoe kijk je terug op de opname op de D-ZEP-afdeling?

“Ik ben uiteindelijk erg dankbaar en blij. Het was een bittere pil, maar het heeft de rust wel hersteld. Kleine dingetjes zijn heel helder uitgeschreven, waardoor zorgprofessionals op de reguliere PG-afdeling weer verder kunnen. Dichter bij huis, dat is ook fijn voor mam. We weten nu dat pap niet gebaad is bij rennende honden over een afdeling, groepsactiviteiten, muziek, of andere bewoners die kabaal maken. Ook weten we nu dat pap gebaat is door twee personen uit bed gehaald te worden. En dat ze bijvoorbeeld vermijden om hem op zijn rug te leggen, dat vindt hij namelijk niet prettig.” Door te kijken ‘Wat heeft meneer nu nodig?’ ontstaat er ook minder verzet, wordt het probleemgedrag niet getriggerd.

Een groot compliment voor de professionals op de D-ZEP-afdeling. Ondanks mijn hoge muur hadden ze mijn vertrouwen snel gewonnen.”

Wat zou je andere families die voor het moment van opname staan, mee willen geven?

“Dat de zorg, specialisme, meer dan goed is. Bijzonder goed is. Iemand die op een D-ZEP-afdeling werkt, kiest heel specifiek voor de D-ZEP. Ze doen dat niet alleen vanuit hun professie, maar ook uit passie en gedrevenheid. Ze willen daar zijn, het boeit ze, ze willen het verschil maken. Maar we moeten ook zeker de andere kant belichten. Dat het heel lastig is als naaste om dit mee te moeten maken. Knoop dit in je oren: er is ruimte voor je als je aangeeft dat je die nodig hebt. Je mag er zijn, je mag die ruimte innemen. Voel je uitgenodigd om die aandacht te vragen.”